Ik leef hier eenvoudig. Geen airconditioning – net uit te houden. Geen warm water – ook net uit te houden. Er is wel een wasmachine. De tv is stuk en er is geen internet in huis – dat is goed, zodoende lees ik meer. Murakami, Coetzee, Verstraten’s boek over Korea. Voor email en internet ga ik naar een koffiezaak met wifi – meestal om de andere dag, een paar uur. Tlijkt een zorgeloos bestaan.
Maar ‘r heerst dengue in Luang Phabang, ’r overleed al iemand, hij werd 18. Laos is vaak een van-horen-zeggen land. ‘’r Vielen al veel meer slachtoffers, vooral in het dorp aan de overkant van de rivier.’ ‘In het ziekenhuis is soms geen plaats’. Aan heldere informatie kom je moeilijk.
Er reed een reclameauto met geluidsinstallatie door de stad om de bevolking te waarschuwen. Mijn vrienden houden hun jonge dochtertje zoveel mogelijk binnen. Buiten is ze ingesmeerd met muggen werend spul.
Op straat trekken mensen zich van de dreiging op het oog weinig aan. Ze dragen gewoon korte broeken, T-shirts en sarongs – geen kleding waarmee je je de muggen van het lijf houdt. Ik zelf ga als geboren zorgenmaker hele dagen gehuld in lange broek en heb sokken aan. Pas zijn tuin en terrein besproeid (à 10.000 Laotiaanse kip = 1 euro per huishouden tenzij je je armoede aan kun tonen), maar dan vraag ik me weer af wat voor gif er in de spray zit en wat voor kwaad me dat kan doen.
Zo is ‘r altijd wat.