Op een maandag in mei bleek het dan toch waar. Laos hief alle Covid-reisbeperkingen op voor wie een vaccinatiebewijs kon laten zien. Op dinsdag zocht ik noodzakelijkheden uit. Op woensdag boekte ik een vlucht.
Eerdere aankondigingen liepen op niets uit. De openstelling van het land op 2 december, Laos’ Nationale Feestdag, werd een half jaar geleden schielijk opgeschoven. In de maanden erna publiceerde de regionale luchtvaartmaatschappij Air Asia herhaaldelijk een hoop internationale vluchten naar Laos, waarvan na een week dan de helft was geschrapt en na nog een week de andere helft. Korte tijd was een systeem van kracht met een registratie-app, een speciale verzekering en negatieve coronatesten – te gecompliceerd om als reiziger aan te voldoen, te gecompliceerd misschien ook om te handhaven. Toen brak plots de zon door.
In de rij voor de incheckbalie controleert een medewerker van Singapore Airlines de Covid-papieren van de passagiers. Waar ik heen ga? “Naar Vientiane”. “Ah, Vietnam”, zegt hij enthousiast, en wil me om de vereiste documenten vragen. “Nee, Vientiane, in Laos”. Tegenvaller, een zeldzame bestemming waarvoor hij de regels niet uit zijn hoofd kent. “Ga maar verder naar de balie, daar kijken ze alles na”.
Ik krijg er een vinkje voor mijn inentingen. Maar ik reis met een enkeltje, en ik kan geen visum voor Laos laten zien. Het maakt luchtvaartmaatschappijen zenuwachtig, verantwoordelijk als ze zijn voor passagiers die ze vervoeren naar een bestemming waar ze niet worden toegelaten.
Ik wijs op de kleine lettertjes in hun eigen boekingsbevestiging: een visumcheck is niet vereist. Ik laat het vliegticket van Laos naar Thailand zien dat ik speciaal heb gekocht om aan te tonen dat ik Laos weer zal verlaten (zonder van plan te zijn er ook echt mee te reizen). Ik krijg mijn instapkaarten.
Twee en een half uur later (zo lang duurt het op Schiphol, parel van de Nederlandse economie, om de rijen van de security check en de paspoortcontrole te slechten) wordt mijn naam omgeroepen bij de gate. Prudent als ze zijn bij Singapore Airlines stellen ze me weer dezelfde vragen. Ik leg opnieuw uit dat een visum bij aankomst wordt verstrekt. “En heb je daar dan een pasfoto voor?”. Ik laat een pasfoto zien. Reizigers hebben pasfoto’s bij zich.
Aan boord zit links van me aan de andere kant van het gangpad een mevrouw die vindt dat zij niet mee hoeft te doen met het dragen van een mondkapje, dat Singapore Airlines verplicht stelt. De man rechts van me neemt de lege stoel tussen ons in bezit, zet er een tas op, klapt het tafeltje uit de leuning en zet er zijn maaltijd en drankjes op. Het is niet verrassend dat het Nederlanders zijn. Waar komt die eigenwijsheid, die lompheid, het alleen zichzelf belangrijk vinden vandaan? Het is ondenkbaar dat iemand uit Laos, Thailand, Singapore, of waar ook in Oost-Azië zich zo zou gedragen.
Er wordt vis opgediend. Licht en subtiel klaargemaakt, scherp maar zonder de eigen smaak van de ingrediënten te overheersen. Het is het eerste moment dat ik me in Azië voel.
Singapore. Als altijd op een vliegveld bestudeer ik de vertrekmonitoren. Waar kun je heen? Tussen 06.10 ’s ochtends en 12.30 ’s middags gaan er 84 vluchten naar Australië, India, Zuidoost-Azië, Japan, Canada, de VS. En niet één naar China. Is het China’s Covid-isolement? Of is het een teken aan de wand? Staat China aan het begin van een periode waarin het zich weer van de buitenwereld afzondert, waarin het haar eigen bevolking niet meer buiten- en buitenlandse reizigers niet meer binnenlaat?
Aankomst in Vientiane. De beambten die de visa uitgeven innen een pasfoto en de vastgestelde 40 US dollar, vragen stellen ze niet. In een vaccinatiebewijs zijn ze niet geïnteresseerd. Ze vertrouwen blijkbaar op de controles van Singapore Airlines.
Het is een uur in de middag. Maar het personeel breekt de boel op en gaat naar huis. We waren de laatste (enige?) internationale vlucht van de dag. Ik ga een hotel in de stad zoeken, in de ongelukkige toestand van vermoeidheid en slapeloosheid die jetlag heet.