A trip through Kham and Amdo

Five joined me on a trip through the eastern Tibetan lands of Kham and Amdo. They are places of awesome empty spaces to which the people add colour with their dress, prayer flags and architecture; and life with their welcoming and direct way of interacting with strangers passing by.

We cut south-north through the area, from Gyalthang (Ch Zhongdian) in Yunnan to Xining in Qinghai province – 2.000 kilometres along the shortest road, but we added another 1.000 of amazing detours via Pelyul (Ch Baiyu), Katok (Ch Gatuo) and Dege in Sichuan province and the Golok nomad area in Qinghai.

Unlike in the well-known triangle of Lhasa, Gyantse and Shigatse in Central Tibet there were no hordes of tourists. In fact we saw about five from abroad and five from China in three weeks – and zero during our detours. Unlike in Central Tibet there is no big influx of Han Chinese workers and traders. We travelled through a much purer Tibet than the Lhasa region is these days.

We were free to go anywhere – not a certainty for foreigners in these parts. Only at the junction that should lead us to Katok monastery we were stopped at a police checkpoint and told that we could not stay overnight in the area. I politely asked the young man in uniform to call his boss. He did, and was sorry to tell us his boss said ‘no’. I politely persisted, he called again, and he was even more sorry to tell us his boss still said ‘no’. We were allowed a daytime visit, before dark we were to be back at his checkpoint and move on.

Rock Art – Photo by Kachain Wonganan

One day we drove – make that: bumped, it was an awful stretch of road – along the Yangtse river between Baiyu and Dege. We were in Sichuan, across lay the other half of Kham in the Tibet Autonomous Region, forbidden territory for foreigners unless they have a travel permit. And these have been almost impossible to get in the past two years. I hope one day to have the opportunity to visit that other part of Kham.

For some more photo´s see http://www.flickr.com/photos/pieterneele/sets/72157627763666722/

Het WK van 2014

Het duurt nog bijna drie jaar voor het eindtoernooi in Brazilië begint. Maar het voetbal WK van 2014 is begonnen. In Azië is in voorrondes van voorrondes voor een hoop landen het doek al gevallen.

Nepal werd uitgeschakeld. Thuis werd het 1-1 tegen Jordanië maar in Amman ging er iets mis: 9-0. Ik stuurde een meelevend berichtje naar vrienden in Kathmandu.

Laos ligt eruit. Cambodja werd nog verslagen, maar van China werd over twee wedstrijden met 13-3 verloren. Ik stuurde een meelevend berichtje naar vrienden in Luang Phrabang. Was het omgekeerd geweest dan had ik mijn Chinese vrienden uitgelachen.

Syrië is gediskwalificeerd. Niet omdat er een rare man aan de macht is die zijn eigen volk dood laat schieten, maar omdat in beide wedstrijden tegen Tadzjikistan een speler werd opgesteld die ooit voor Zweden uitkwam. De FIFA veranderde de Syrische overwinningen in reglementaire 3-0 nederlagen. Die van Tadzjikistan zullen het wel meteen door gehad hebben. Maar ze zeiden niets, ze dachten: als ze erachter komen staat hij de volgende keer niet in het veld en verliezen we misschien met 4-0. We zeggen niks, dan stellen ze num de volgende keer weer op.

Onder de andere slachtoffers Macao, Maleisië, Maldiven, Mongolië, Myanmar. Van de 43 Aziatische landen die zich inschreven is voor 23 het WK al voorbij.

China probeert het nu in een groep die voorafgaat aan nog een groep. Van Singapore werd in mijn thuisstad Kunming gewonnen. Er worden hier vaker interlands gespeeld. Het zal te maken hebben met de ligging op 1.900 meter boven zeeniveau – een voordeel als de tegenpartij er niet aan gewend is.

Van Jordanië werd verloren. Het kan nog beide kanten op.

Tijdens de enige succesvolle kwalificatiecampagne van China voor een eindronde, in 2002, was ik overtuigd supporter. Niemand gaf China kans, en je moet altijd voor de underdog zijn. Tegenwoordig is China op bijna geen enkel terrein meer underdog. Mocht het mislukken – ach, het lijkt me wel wat, leedvermaak.

http://www.fifa.com/worldcup/preliminaries/asia/standings/index.html

Naschrift

3 oktober 2012, vlucht MU5711, Kunming-Beijing

Een groepje jonge mannen in donkere maar vlotte pakken houdt zich afzijdig bij de gate. Ze gaan als laatsten de slurf in. Ik schuif met ze mee. Speldjes met de Noord-Koreaanse vlag of de Noord-Koreaanse leider op hun colberts. Merkjes van hun Duitse sponsor aan hun handbagage.

Het is het nationale voetbalelftal, op de terugweg na een trainingskamp op hoogte in de aanloop naar hun kwalificatiewedstrijd tegen Oezbekistan. ‘Erg sterk’, zegt de official die naar de voorgrond komt als ik probeer een praatje te beginnen. Het stelt hem blijkbaar niet gerust dat er in zijn huidige selectie zeven spelers zitten die vorig jaar het WK in Zuid-Afrika meemaakten.

Ik stel me het Nederlands elftal drukker en lawaaieriger voor dan deze ingetogen jongens, en in de weer met iPhones en earphones. Niet dat er een kans is dat ik daarmee ooit ook samen in de economy class van een lijnvlucht zal zitten.

Als ik halverwege de vlucht naar het toilet achterin loop zijn de meesten ingedut. Wie wakker is lijkt zich te vervelen.

Bij de bagageband in Beijing dolt de op het oog oudste official met de op het oog jongste speler die er verlegen bij lacht. De rest lacht ook.

Anoniem verdwijnen ze tussen de massa passagiers.

The FIFA World Cup 2014

The finals in Brazil are still almost three years away. But the soccer World Cup of 2014 has started. In Asia in preliminaries of preliminaries many countries have been eliminated already.

Nepal didn’t make it. They drew 1-1 at home against Jordan but something went wrong in Amman: 9-0. I sent a somewhat compassionate message to friends in Kathmandu.

Laos is out too. They first beat Cambodia, but then lost to China: 13-3 on aggregate. I sent a somewhat compassionate message to friends in Luang Phrabang. Had it been the other way around, I would have laughed at my Chinese friends.

Syria was disqualified. Not because a strange man holds power there who kills his own people, but because in both matches against Tajikistan they fielded a player who once played for Sweden. FIFA, as its rule book stipulates, turned both Syrian victories in 3-0 defeats. I suppose those of Tajikistan knew right away. But they didn’t say anything, they figured: if they find out, he will not play next match and we may lose 4-0. We better say nothing, and they will field him again next match.

Among the other victims Macau, Malaysia, Maldives, Mongolia, Myanmar. For 23 of 43 Asian nations that entered the competition the World Cup is already over.

China is now trying in a group that precedes yet another group. They beat Singapore in my city of Kunming. International matches are played here sometimes. It will have something to do with the city’s location at 1.900 metres above sea level – an advantage if the opposition is not used to it. They then lost to Jordan. Things can still go both ways.

During China’s only successful campaign to reach the main tournament in 2002 I was a loyal supporter. Few believed they stood a chance, and I rooted for the underdog. These days China is an underdog in hardly any field anymore. If they fail – well, I kind of look forward to some malicious delight.

http://www.fifa.com/worldcup/preliminaries/asia/standings/index.html

Postscript

October 3rd 2012, flight MU5711, Kunming-Beijing

A group of young men in neat dark suits is standing apart near the gate. Curious, I move up to them. Buttons with the North Korean flag or the North Korean leader on their jackets, small labels of their German sponsor on their cabin baggage.

It is the national football team, on their way back from training at altitude in Yunnan ahead of their WC qualifier against Uzbekistan. ‘Very strong’, the official says when I try to strike up a conversation. Apparently he isn’t reassured by the fact that seven players in their current squad played in last year’s World Cup in South Africa.

I imagine the Dutch national team to be noisier than these calm and modest guys, and busy with iPhones and earphones. Not that there is any chance I‘ll ever be on a scheduled flight and in economy class with them.

Halfway through the flight I walk to the toilet in the back. Most have dozed off. Those awake seem bored. 

Waiting at the luggage belt in Beijing the seemingly oldest official is bantering with the seemingly youngest player. A shy smile. The others are laughing.

Anonymously they disappear in the passenger crowd.

De oorlogsbegraafplaats van Jinping

Bij ons tweede bezoek, onder het oog van de camera, zijn we niet meer zo eerbiedig. We vragen ons  vooral af hoe we in beeld zullen komen, al heeft de cameravrouw laten weten dat we maar drie seconden in haar websitefilm zullen verschijnen.

Eerder op de dag had de tuinman het hek voor ons van slot gedaan. We liepen de trappen op door de rangen van de gesneuvelden uit de oorlog met naburig Vietnam in 1979. Hoger op de heuvel, op het oudste deel van het kerkhof waar de gevallenen uit de burgeroorlog liggen, kwam meneer Li ons tegemoet. Hij wijst op de grafstenen uit 1950. In 1949 had Mao de Volksrepubliek uitgeroepen, de strijd was voor 99 procent gestreden. Maar hier in deze verre uithoek van het land verzette de Kuomintang zich nog. Hij vertelt over een meisje van 18 uit een dorp in de buurt. Ze werd geslagen, door 20 man verkracht en vermoord. Iedere oorlog produceert zijn eigen gruwelverhalen. Hij zegt dat hij dit nog altijd niet kan vertellen zonder dat het hem raakt. Het is hem aan te zien.

De doden worden jaarlijks herdacht. Niet op een datum die het eind van een oorlog markeert, en niet met veel fanfare en tromgeroffel. Maar op Qingming, de dag in april waarop Chinezen traditioneel hun overleden familieleden herdenken, hun graven schoonmaken, het onkruid weghalen. Dan komen er altijd nog veel mensen. Meneer Li beheert een fonds waarop mensen een beroep kunnen doen die moeite hebben de reiskosten te betalen – sommigen komen helemaal uit het noordoosten, 5.000 kilometer hier vandaan.

Het heet, wat krijgszuchtig en heroïsch, Jinping’s Kerkhof van de Martelaren. Maar het is een vredige plek, beschaduwd door bomen, de tuinman veegt bladeren.

Net terug in het hotel komt iemand van de begraafplaats ons achterna. Het bestuur nodigt ons uit ´s avonds te komen eten. En ze willen wat video-opnames van ons maken. Dat worden die drie seconden waarin we geïntroduceerd worden als ‘bezoekers uit alle windstreken’.*

Er is een lange tafel gedekt op een open plek op het terrein. Er worden schalen opgediend. Er is een doos bierflessen. Meneer Li is al snel aangeschoten en vrolijker dan ’s middags.

We krijgen de officiële cijfers en verhalen te horen. Er liggen 768 militairen graven. Verder dan 70 kilometer zijn de Chinezen Vietnam in 1979 niet binnen getrokken. Toen een van de Vietnamese legers zich terug trok uit Cambodja haalde China zijn troepen weg uit Vietnam. De Chinese aanval was een reactie geweest op Vietnam’s invasie van Cambodja waarmee het Rode Khmer regime werd verdreven.**

Maar dan verandert onze cameravrouw, die het woord voert, van koers. Ze benadrukt dat de gewone Vietnamees en de gewone Chinees bevriend zijn, ze lopen tegenwoordig bij elkaar de grens over. Het was een conflict op regeringsniveau. Net zo zijn de huidige spanningen tussen China en Vietnam over eilanden in de Zuid Chinese Zee die beide landen claimen een probleem tussen regeringen, niet tussen de mensen.

Geen spoor van onplezierig nationalisme bij de mensen die deze plek runnen. Ze realiseren zich vooral het menselijke leed dat oorlog teweeg brengt.

* De webite van de oorlogsbegraafplaats is www.jplsly.com

** Voor een compleet en objectief overzicht van deze geschiedenis zie Nayan Chanda, Brother Enemy, The War After the War

Jinping’s War Cemetery

This second time, under the watchful eye of the camera, we aren’t as reverent. We mostly wonder what we will look like, even though the camera woman has told us we will feature for just three seconds in her website documentary.

We had come earlier in the day, the gardener had unlocked the gate. We had climbed the stairs through the ranks of the fallen in the 1979 war with neighbouring Vietnam. Higher up on the hill, in the oldest part of the cemetery where those who died in the revolutionary war lay buried, mister Li had approached us. He pointed out the tombstones from 1950. Mao had declared this country the People’s Republic of China in1949, and the war had been won 99 per cent. But in these far-off parts the Kuomintang still resisted. He told us about the 18 year young girl from a nearby village. She was beaten, raped by 20 men and killed. Every war produces its own horror stories. He said he still couldn’t relate this without being moved. There was nothing trite about him.

The dead are commemorated once a year. Not on a day that marks the end of a war, not with pomp and circumstance. But on Qingming, the day in April when the Chinese traditionally commemorate their deceased family members, clean their graves, clear the weeds. Many still come. Mister Li administers a fund that refunds travel expenses to those who have trouble covering their own – some come from as far away as the Northeast, 5.000 kilometres from Jinping.

It is called, somewhat belligerent and heroic, Jinping’s Cemetery of the Martyrs. But it is a peaceful place, shaded by trees, the gardener sweeps leaves.

Just back in the hotel they contact us. The management invites us for dinner. And they would like to shoot some video of us. That will become those three seconds that introduce as ‘visitors from far and wide’.*

They have put a long table in an empty space of the cemetery. Dishes are being served. There is beer. Mister Li soon is inebriated and more cheerful than in the afternoon.

We get the official numbers and stories. 768 men lay buried here. In 1979 the Chinese entered Vietnam no more than 70 kilometres. Once the Vietnamese pulled back one of their armies from Cambodia, China withdrew from Vietnam. The Chinese had attacked Vietnam in response to Vietnam’s invasion of Cambodia that toppled the Khmer Rouge regime.**

But then our camera woman, who is doing the briefing, changes course. She stresses that the Chinese and the Vietnamese people are friends. These days in Jinping county they walk across each other’s border. It was a conflict at government level. Just as the current tensions between China and Vietnam over islands in the South China Sea that both countries claim are a problem between governments, not between the people.

No unpleasant traces of nationalism run among the people who run this place. Their focus is on the human cost of war.

* The cemetery’s website is www.jplsly.com

** For a complete and objective overview of these events see Nayan Chanda, Brother Enemy, The War After the War

Maleisische verrassing

Ik wist natuurlijk dat Maleisië een multi-etnische staat was met een Maleise meerderheid en Chinese en Indiase minderheden. Zo herinnerde ik het me ook van twintig jaar geleden, van mijn eerste reis door Azië.

Maar tijdens een recent bezoek aan Kuala Lumpur verbaasde het me hoe multi-etnisch het land werkelijk is. Er waren wat mensen uit buurland Thailand – ze verkochten heerlijk eten. Er waren er veel uit buurland Indonesië – werkzaam in de palmolieplantages, of kleine zaakjes runnend. Of ze verkochten heerlijk eten. Ik zag wat Laotianen – en het is zeldzaam die zo ver van huis tegen te komen. Ik zag een Birmese vrouw – alleen.

In de beveiliging werken veel Nepalezen. Ik herinnerde me de vertrekkende groepen gastarbeiders op het vliegveld van Kathmandu – uitgeleid door familie, met kleine bloemenkransjes om hun nek en grote tika’s op hun voorhoofd, afgezonderd bij aparte immigratiebalies, bedremmeld hun eigen wereld achterlatend.

Ze staan bij de ingang van de compound waar ik logeer. Het ijs breekt als ze begrijpen dat je hun woonplaats in de Tarai kent en vijf woorden van hun taal spreekt. Zo begint een dag later hun Cambodjaanse collega uit Kampong Chhnang ook te vertellen – dat een vriend van hem dengue heeft, dat ze twaalf uur werken en dat de rit naar hun huisvesting lang is, dat ze 250 $ in de maand betaald krijgen. Maar dat dat meer is dan hij thuis kan verdienen.

De computerzaak was van Pakistanen. Ik zag Iraniërs – vluchteling of student, dat bleef onduidelijk. Ik zag een hoop mensen uit het Midden-Oosten.

Ik sta in de lift van de KL Tower met een Arabisch stelletje. Zij is van top tot teen in wijd zwart gehuld – gewaad, hoofddoek, sluier die alleen op ooghoogte door een horizontaal stofloos strookje wordt doorbroken. Ik vraag aan hem waar ze vandaan komen – ‘Saudi’.  Aan haar vragen, dat durf ik niet. Als we boven zijn pakt ze zijn hand, trekt hem mee, gaat dicht tegen hem aan lopen, samen glippen ze weg tussen de andere toeristen.

En dan vallen ze me overal in de straten en de winkelcentra op. Westers en informeel geklede jonge mannen, en jonge vrouwen in chador en met alleen dat open streepje voor hun ogen. Onderdrukt? Onvrij? Ze lopen hand in hand, arm in arm, gelukkig als jonge stelletjes overal ter wereld.