In de tuktuk naar het station van Vientiane wijst de chauffeur naar de lange rijen voor de tankstations. Hij schudt er zijn hoofd bij. Sommige hebben helemaal geen voorraad meer en zijn dicht. Een liter benzine kost nu 23.000 Kip (Laos’ munteenheid). Voorheen was dat rond de 10.000. De schaarste en prijsstijgingen begonnen na het uitbreken van de oorlog in Oekraïne.
Het is 20 kilometer rijden. Vreemde karakteristiek: in Laos liggen nieuwe bus- en treinstations verder van een stad dan het lokale vliegveld. Elders in de wereld is het omgekeerd. Luang Namtha, Oudomxay, Xayaboury, Xam Neua , Luang Prabang, Vientiane, Pakse – het geldt overal. Xiengkhuang is een uitzondering, daar spelen vliegveld en busstation gelijk.
De spoorlijn is afgelopen december geopend. Het is de eerste in Laos, aangelegd door China. Hij loopt van Kunming, hoofdstad van China’s provincie Yunnan, naar Vientiane. Hij moet op den duur via Thailand en Maleisië worden doorgetrokken naar Singapore. De treinen zouden nu van Vientiane naar Kunming moeten rijden. Maar door de aanhoudende Covid-reisrestricties in China gaan ze voorlopig niet verder dan de Chinees-Laotiaanse grens.
Het spoor wordt aangeprezen als een hogesnelheidslijn. In feite rijden over China’s moderne, wijdvertakte hsl-net drie categorieën treinen. G-treinen gaan 300+ km/u, D-treinen 200+ km/u en C-treinen net iets harder dan de NS. In Laos rijdt de laatste soort.
De Laotianen zijn blij met hun spoor, en trots op deze modernisering van hun land. De vraag naar tickets was al meteen groter dan het aanbod. Kort na ingebruikname werd daarom bovendien een ‘gewone’ oude trein aan de dienstregeling toegevoegd.
Bij aankomst op het station waan ik me in China door de rechtlijnigheid en grandioze schaal van stationsplein en –gebouw. Al zijn in China die pleinen kale steenvlaktes, en is er hier wat groen en staan er wat etensstalletjes. Binnen is de stationshal hier leeg, terwijl daar in China dan weer winkeltjes en eethuizen zijn. De elegante kromming in het hoge plafond geeft de hal wat Laotiaanse kleur. Als in China wordt mijn zakmes bij de veiligheidscontrole aan de ingang afgepakt.
De beschermende pakken van het personeel doen aan China in Covid-tijd denken. De jongen in mijn wagon rapporteert in het Chinees door een walkietalkie bij vertrek van ieder station dat de portieren goed dicht zitten. Ik zit in een tweedehands Chinees hard seat treinstel, schoon en goed onderhouden. Alles is me er vertrouwd – de donkergroene buitenkant, de lichtblauwe bekleding van de banken, de indeling met drie zitplaatsen aan de ene kant van het gangpad en twee aan de andere kant, de solide metalen bagagerekken. Als in China wordt streng gecontroleerd of bagage daar niet uitsteekt, en eruit zou kunnen vallen.
De Laotianen kennen de mores van Chinese treinpassagiers niet. Die lopen regelmatig heen en weer naar het eind van hun wagon om heet water te tappen voor hun thee of mie. De Laotianen blijven rustig zitten.
Deze ‘ouderwetse’ trein doet er drie uur over van Vientiane naar Luang Prabang, een uur langer dan de hsl. Maar het blijft een wonder in vergelijking met de tien uur in beslag nemende slingerende busritten van voorheen.
Ook in Luang Prabang is het station een eind buiten de stad. Maar voor de ingang staan minibussen van het spoorbedrijf te wachten die passagiers voor een schappelijk tarief naar hun bestemming in de stad brengen.
Twee jaar en twee maanden later dan ik had gedacht loop ik het erf van mijn vrienden weer op. Laotianen zijn geen uitgelaten types, doen niet aan omhelzingen. Maar ze zitten te wachten, hebben lunch klaargemaakt. Veel gelach, veel gepraat. Ongeloof dan toch hier te zijn.